Hierboven ziet u een reeks foto's van Hymke van het Beukenerf als jonge hond. Zij is de stammoeder van mijn Schipperkes.
Kelcy de Wakkere Rakker en Osiris de Wakkere Rakker op het schip..... Schipperkes op "zee."
Het Schipperke werkt als loods op een binnenvaartschip.
Over het werk wat de Schipperkes vroeger moesten doen is men niet eensluidend.
In ieder geval deden ze van oudsher dienst als waakhond, en dat kunnen ze allemaal.
Ze zouden op binnenvaartschepen gehouden zijn om deze vrij te houden van ratten, men vervoerde regelmatig graan.
Maar onlangs vernam ik van iemand een geweldige geschiedenis.
Hij vertelde mij dat de Schipperke oorspronkelijk tot taak had het schip te loodsen....
Het hondje had zijn vaste uitkijkpost bovenop de boeg van het schip vanwaar het de kapitein waarschuwde voor onraad wat zich voor het schip bevindt.
Dit was vooral dan heel belangrijk als het mistig was, de kajuit van zo'n schip ligt een heel eind van de boeg, in mistig weer ziet de kapitein dan ook niet meer wat er voor het schip vaart, het Schipperke echter wel en hij houdt op die manier het gevaarte in de juiste koers.
Komt er een tegenligger aan dan blaft het hondje zodat de kapitein weet dat hij extra op moet letten.
Onvermoeibaar, altijd alert, doet het trouwe hondje zijn werk, het is zijn lust en zijn leven.
Een mens kan hem hierin zeker niet overtreffen.
Bandito Nubica
Hij is uit Tsjechië geimporteerd. Bandito geniet nu van zijn pensioen. Hij heeft prachige nakomelingen gegeven. Zelf hebben we hem een nestje bij Nikita laten krijgen.
Het Schipperke is ook van oudsher geliefd geweest bij de adel.
Mevrouw Hannie Rotgans-Rookmaker
Dankzij mevrouw Rotgans-Rookmaker haar inspanningen vond het Schipperke een plaats op de kaart van de Nederlandse Kynologie
In de dertiger jaren van de vorige eeuw waren er best aardig wat Schipperkes, ook in Zuid-Afrika was het geen zeldzaam ras.
Daarheen waren veel Nederlanders geëmigreerd die hun hondje mee hadden genomen, dus toen mijn neef uit dat land bij mij op bezoek kwam, was ik verrast dat hij mij onmiddellijk kon vertellen dat ik een Schipperke had.
Toen de oorlog uitbrak is het ras zwaar in de vergetelheid geraakt, in Nederland waren ze bijna helemaal niet meer te vinden.
Mevrouw Rotgans-Rookmaaker heeft zich gelukkig over het ras ontfermd, zij is er actief mee aan het werk gegaan om het hondje een plaats in de kynologie te bezorgen, wat haar dan ook gelukt is.
Eerst was het ras ondergedeeld bij de Keeshonden, maar daar was het toch niet op zijn plek.
Mevrouw Rotgans was door de Nederlandse Keeshonden Club, (N.K.C. genoemd) gevraagd een boek over het Schipperke te schrijven, en terwijl zij daar mee bezig was kwam ze heel veel interessante geschiedenis over het ras tegen.
Het ras vond zijn oorsprong in België.
In 1974 werd de Schipperkes club Nederland opgericht en vier jaar later, in 1978, de Vrienden van het Schipperke.
De laatste vereniging was vooral gericht op het in stand houden van het authentieke Schipperke volgens de Belgische FCI regels.
Zie hieronder het stuk over de Schipperkes wat mevrouw Rotgans - Rookmaaker schreef en later in het blad de hondenwereld uit 1970 liet publiceren.
Ze schrijft, Naar ik meen doe ik geen afbreuk aan de waarheid, wanneer ik stel dat het om een nogal onbekend ras gaat.
Toen wij zo'n goede negen jaar geleden besloten om weer een hond te nemen, stemde mijn man in met een Schipperke, het hondje uit zijn jeugd. Omdat ik dacht dat het de kleine keesachtige keffertjes van de binnenscheepvaart waren, togen wij naar de Hofstadshow in Den-Haag en daar zag ik de zwarte vosachtige duiveltjes voor het eerst.
Het waren er een stuk of acht.
Mijn eerste commentaar was: "Wil je echt zo'n klein mirakel hebben?" Ik zal nooit het verontwaardigde antwoord vergeten. "Ze zijn niet klein, dat lijkt maar zo, het zijn echte grote honden, dat zul je wel merken".
En inderdaad, dat heb ik gemerkt. Het Schipperke paart zijn klein hanteerbaar lichaam aan het karakter van een grote hond. Hij is zichzelf niet bewust van zijn kleine omvang.
Ondanks de onbekendheid buiten de kring der kynologen, behoort het Schipperke tot de oudste hondenrassen. Reeds in de 15e eeuw wordt hij door een Belgische monnik beschreven.
Ook is het de hond waarmede de eerste Clubmatch ter wereld werd gehouden. Dit gebeurde op een zondagmiddag in 1690 op de Grote Plaats in Brussel.
Toentertijd was het in zijn stamland België een hondje, dat vooral door de schoenmakers en slagers gehouden werd. De waarheid gebiedt er bij te vertellen dat het bij die clubmatch, en de velen die daarop volgden, eigenlijk niet ging om de hond.
Raspunten kende men niet, want die werden pas in 1888 vastgesteld. Aan keurmeesters was helemaal geen behoefte, een ieder vond zijn eigen hond de allermooiste.
Nee, het ging om de halsbanden, die zo kunstig gemaakt waren, dat geen haartje van de halskraag beschadigd werd. Deze halsbanden waren van koper en soms zelfs van zilver en volgens de legende zijn deze halsbanden de directe oorzaak van het staartloze Schipperke. Twee bevriende schoenmakers, leden van het Crispyn gilde hadden allebei een Schipperke en beide hondjes hadden eerst een eenvoudige effen koperen halsband.
Oude schoenmakerij
Een oud schilderstuk van Schipperkes
Eén van hen schafte een geslagen koperen halsband aan, waarop de andere zijn hond met een prachtig gedreven koperen exemplaar tooide.
Dat liet nummer één niet op zich zitten en hij liet een zilveren halsband maken. De tweede schoenmaker wond zich hier vreselijk over op, vooral omdat het hem aan de middelen ontbrak om hier weer bovenuit te stijgen.
In woede sneed hij toen van het "zilveren" Schipperke de staart af. De eigenaar van de hond kwam er op de volgende zondagmiddag toch mee op de Grote Plaats en ziet, iedereen vond dat de hond er wat schoonheid betreft aan gewonnen had en sindsdien worden Schipperkes "staartloos" geboren.
Chique zilveren halsband
De herkomst van de naam "Schipperke"
We hebben dus te maken met een Belgisch ras, dat is iets waar alle geleerden het over eens zijn. Maar over de benaming "Schipperke" zijn hele disputen geweest.
Oorspronkelijk heette het "Spits Belge".
Bij de grote jachthondententoonstelling echter die in 1880 in Brussel gehouden werd hadden de organisatoren ook graag de Belgische nationale hond ingeschreven willen zien, en toen werd hij omschreven als terriër met gladde beharing, met rechtop staande oren, staartloos van Vlaams ras, Schipperke.
- In 1882 werd de Maatschappij St.Hubertus opgericht, die daarna op 26-09-1885 officieel de Koninklijke Maatschappij Sint-Hubertus (KMSH) werd genoemd.
Het Belgisch Hondenstamboek opgericht in 1883: Uitgave van het eerste Stamboek Livre des Origines Saint-Hubert. L.O.S.H.
werd ingesteld werd hij ook daarin direct als zodanig ingeschreven. Natuurlijk omdat hij op trek en andere schuiten gehouden werd zal men zeggen.
Peerke van de Moerheuvel
Een trekschuit
Maar nergens is een bewijs gevonden dat de Belgische schippers, in tegenstelling tot hun collega's in andere Europese landen, er iets anders op na hielden dan kleinere Keeshonden.
Misschien gebeurde het om hem te onderscheiden van de dwergkees, maar ook dat is niet waarschijnlijk omdat deze hond in België algemeen als Loulou werd aangeduid.
Een Keeshond, Loulou dus
De heer F. E. Verbanck, die in de gulden tijd van het Schipperke tussen de twee wereldoorlogen de beroemde Roychem kennel stichtte, komt tot een heel andere conclusie, die nu wel als algemeen aanvaard mag worden namelijk dat de naam Schipperke beschouwd.
Hij stelt namelijk dat de naam Schipperke teruggrijpt naar het oorspronkelijk gebruik van het ras. In vroeger tijden waren er in Vlaanderen grote kudden wolvee, waarvoor allerlei soorten honden gebruikt werden, vooral de grote keesachtige honden.
In de Vlaamse volkstaal werden herdershonden als schaper aangeduid, in de streek van Antwerpen als scheper en in de omgeving van Leuven de bakermat van ons hondje, sprak men van Schieper.
Ebonita
De uitgang ..ke' geeft het verkleinwoord aan. Van Schieperke op Schipperke is taalkundig gemakkelijk te begrijpen, vooral omdat het volkstaal betreft.
Heden ten dage is men dan ook algemeen van oordeel dat het Schipperke een kleine herdershond is en de karaktertrekken daarvan kan men nog steeds bij hem aantreffen.
Want het wonderlijke feit doet zich voor dat alhoewel deze hond al eeuwen lang als huishond is gehouden vele Schipperkes naar aard en aanleg hoeders zijn gebleven.
Koeien drijven
Dit kan men plotseling zien wanneer hij tijdens een wandeling buiten een kudde schapen aantreft, die hij dan zo nodig bij elkaar moet drijven.
De bekende keurmeester en Schipperkes-kenner Ch. Huge verteld ons dat er in oude tijden in de omgeving van Leuven een heel oud ras bestond, zwart van kleur en middelmatig van grootte met staande oren, die Leuvenaars genoemd werden.
De grootste van deze honden werden gebruikt bij het hoeden van schapen en kleinere deden als rattenvangers dienst.
Zoek de muis
Naar zijn oordeel zijn uit deze Leuvenaars zowel de Belgische Herders alsook de Schipperkes voortgekomen en zijn ze te beschouwen als de missing link tussen Groenendaelers en Schipperkes.
Ook nog in een nabijer verleden werden Schipperkes gebruikt voor de rattenvangst. In de zeventiger jaren van de negentiende eeuw bewezen ze als zodanig dienst bij de grote Leuvense brouwerijen en deden daarbij niet onder voor de beste terriërs.
Wellicht is dit ook de reden waarom hij als terriër in de beginjaren van het L.O.S.H. werd ingeschreven.
Ook de Engelsen zagen hem oorspronkelijk voor een terriër aan en toen zij voor het eerst op een Engelse tentoonstelling verschenen, (dat was in 1889 in het Aquarium in Londen), werden zij als de clou van de terriër show beschouwd.
Maar genoeg over de geschiedenis van deze hond. Want al is dit alles nog zo interessant, wanneer wij een hond aanschaffen, dan willen wij toch in de eerste plaats weten of hij bij ons past, of hij het karakter en de eigenschappen bezit die wij in onze hond zouden willen aantreffen.
Lux de Saint Macaire is de naam van het hondje.
Dit is de kennel van Tinus van Breda, al bijna 50 jaar onze steun en toeverlaat als het gaat over kunde wat het ras betreft.
De Koninklijke Schipperkesclub van België voert als motto:
ik ben Belg, klein, sterk, trouw, slim en moedig.
En hiermede is in weinig woorden het Schipperke en zijn karakter volledig weergegeven. Kernachtig en maatgevend staat het ook in het eerste artikel dat, voor zover bekend, over het Schipperke geschreven werd, nl. in het toen nog geen jaar oude Belgische tijdschrift "Chasse et Peche" van 1882: "het Schipperke is een gitzwart duiveltje, zonder bokkenpoten en zonder staart; een ware duivel voor ratten, muizen, mollen en voor alle ongedierte."
Onvermoeibare wachter, rust hij dag noch nacht. Voortdurend is hij op de been en niets ontgaat hem van wat er binnen of buitenshuis geschiedt.
Hij loopt van kelder naar zolder onderzoekt hoeken en gaten en als er naar zijn oordeel iets niet in de haak is, waarschuwt hij de baas met zijn gekef.
De gewoonten van het huis kent hij helemaal, hij bemoeit zich met van alles en nog wat en neemt daarbij een air aan alsof hij zelf de baas is.
Ook honderd jaar geleden was het puur geluk
Hij is een wonder van trouw en verknochtheid en tegenover kinderen is hij de zachtheid in persoon.
Wee de vreemdeling die met opzet of per ongeluk de hand uitsteekt naar iets of iemand uit zijn huis, het Schipperke heeft tanden en weet die zonodig te gebruiken.
Goede stalhond en groot liefhebber van paarden is hij een best ruiter. Wanneer hij op een jaagpaard mag zitten, dan is hij uitgelaten van vreugde.
Een "jaagpaard"
Het zijn over het algemeen hele rustige dieren die alleen gevaarlijk zijn voor de Schipperkes als ze per ongeluk op een pootje trappen.
Daar passen de hondjes zelf wel voor op, maar de gemiddelde rijpaarden die we nu hebben zijn veel temperamentvoller, en daardoor sneller met hun bewegingen, ze kunnen vlug van zich aftrappen en dat heeft al enkele Schipperkes het leven gekost, dus daarom is het niet verstandig beide diersoorten zomaar bij elkaar te laten.
Als ze elkaar goed kennen kan het wel zijn dat paard en hond vrienden zijn.
Behalve een goede waakhond, een goed ruiter en een aangename steeds opgeruimde makker is het Schipperke bovendien nog een uitstekend terriër een jachthond di primo cartello zegt ergens de heer G. de Bosch.
Als kameraad en als helper bij het fretteren op konijnen is hij onbetaalbaar; trouwens geen enkele jager die met fretten werkt die er geen Schipperke op na houdt.
Een Fret en een mol
En zo is het, in grote lijnen, nog altijd met het Schipperke van onze dagen, naar aard en aanleg een echte gebruikshond. En zoals zijn grote broer, de herdershond, die van oorsprong de bewaker was van de bezittingen van de boer, zo was en is het Schipperke dat van het huis van zijn meester van zijn winkel en van zijn gezin van alles wat bij als zijn persoonlijk bezit beschouwt.
Bovendien is hij een prettige, levendige en guitige verschijning. Is hij wantrouwig tegenover mensen die hij niet kent en laat hij dat blijken, dan betekent dit nog niet dat hij naar zijn aard een bijterig hondje is.
Mijn ervaring is dat hij niet verder gaat dan door een angstaanjagend brommen "vertellen" wat hij ervan vindt. Is zijn vriendschap echter eenmaal gewonnen dan betekent dit een vriendschap voor het leven.
Het grommen van een Schipperke betekent echter lang niet altijd dat hij boos of op zijn hoede is. Kijk maar eens hoe twee bevriende Schipperkes elkaar begroeten. Luid grommend vliegen ze op elkaar af en dat is dan een bewijs van hechte vriendschap. Schipperkes zijn "praters."
Een Schipperke die allemansvriend is, heeft beslist niet het goede karakter. Ik kwam er zo nog nooit één tegen, het zijn zogenaamde eenmanshonden. Wat niet uitsluit dat zijn genegenheid tevens gewijd is aan de overige leden van het gezin.
Zijn waaksheid kent geen grenzen. Zo lang hij meent dat het nodig is zo lang zal hij blijven waarschuwen en blaffen. Toch kan niet van hem gezegd worden dat het een lawaaierige hond is.
Bezoek eens een Schipperkesring op een tentoonstelling of ga naar de benches waar ze zitten. Je zult er geen geblaf horen de Schipperkesring behoort tot de rustigste van de hele tentoonstelling. En ook in huis zijn het over het geheel genomen rustige honden, totdat er iets gebeurt of er iemand aan de deur komt want dan rekent hij het tot zijn plicht te waarschuwen.
Daaraan heeft bij zijn slechte faam van keffertje naar alle waarschijnlijkheid te danken. Uw visite weet dat zij veelal met geblaf ontvangen wordt. Dat zij daarna de hele middag of avond de hond niet horen, dat vergeten zij.
Je hoort hem niet tenzij er een reden voor bestaat en dat is voor de eigenaar au fond een prettige eigenschap. Door zijn natuurlijke aanleg kan het Schipperke doven van dienst zijn.
Zij zullen hun dove baas of vrouw waarschuwen wanneer er gebeld wordt of wanneer de telefoon gaat. Hiervoor is weinig of geen training nodig.
Heeft men een Schipperke, dan moet men niet vergeten dat het een hond is die het voor zijn goede gezondheid beslist nodig heeft om geregeld uit wandelen te gaan.
Als schoot of kussen hond moet hij beslist niet gehouden worden, het dier zou er balorig van worden.
Het is zijn lust en zijn leven om vogels die op de grond zitten op te jagen en als ze laag blijven vliegen, achter ze aan te rennen. Zijn beweeglijkheid dient niet onderschat te worden. Zelfs wanneer men hem in diepe rust acht is bij nog steeds alert.
Een klein geluidje dat buiten het normale patroon valt is genoeg om hem zijn pientere oogjes te laten openen en zijn oren te laten spitsen. Ondanks dit alles, of misschien juist daarom, kunnen ze heel oud worden, ouder dan de meeste hondenrassen.
De historie kent tal van Methusalems onder de Schipperkes. Bovendien zijn ze erg nieuwsgierig en intelligent en hebben een sterke individuele persoonlijkheid.
Waarschijnlijk door dit laatste kunnen ze behoorlijk koppig zijn, terwijl ze zich van hun eigen kleine gestalte helemaal niet bewust zijn. Ze voelen zich volkomen gelijkwaardig aan de grotere rassen en doen daarvoor geen stap opzij.
Hun oortjes zijn buitengewoon beweeglijk en daarmede geven zij hun stemmingen weer. Het leukst zijn deze hondjes in alerte toestand, wanneer ze gespannen staan met de spitse oortjes kaarsrecht dicht bij elkaar.
Ze zijn ook dol op autorijden en omdat ze de auto als een verlengstuk van Uw huis beschouwen, zullen ze deze met evenveel ijver en vreugde bewaken. Ook is bij een ware kindervriend.
Hij vindt het heerlijk als ze spelletjes met hem doen. Ik heb eens een verder levendig Schipperke gekend, dat als de zesjarige dochter des huizes het in haar hoofd haalde om hem als pop te laten fungeren, rustig met zich liet sollen en het zelfs gelaten over zich heen liet gaan toen van hem geëist werd om onder een dekentje in de poppenwagen door de straat gereden te worden.
Hymke van het Beukenerf
Uw kleuter of baby kunt U hem gerust toevertrouwen, geen ogenblik verslapt zijn waakzaamheid en geen vreemde zal de kans krijgen dicht bij de baby te komen.
Eerst zal bij gevaarlijk brommen om nieuwsgierigen op een afstand te houden en als dat niet helpt zal hij alarm staan en zelfs zou hij in staat zijn zich dood te vechten om wat hem is toevertrouwd te verdedigen.
Schipperkes kunnen gemakkelijk in een flat gehouden worden en ze brengen ook weinig kosten voor voeding met zich mede. Daar komt nog bij dat het van nature zeer schone honden zijn.
Ze wassen zich als een poes en hebben geen enkele hondenlucht bij zich. Ook wanneer ze in de regen gewandeld hebben brengen ze geen natte bontlucht mee.
Ofschoon een dagelijkse borstelbeurt goed is voor zijn pels is dit eigenlijk alleen echt nodig in de verhaar periode.
Eowyn en Renoir
Het zijn prettige wandelkameraden, want ook loslopend hoef je er niet bang voor te zijn hem kwijt te raken. Dit ligt in het verlengde van zijn levensdoel, dat hij in de allereerste plaats er voor moet zorgen dat zijn baas of vrouw niets overkomt.
Daarom zal hij niet weglopen, ziet hij toch iets wat zijn aandacht even vraagt en waar hij dan heen stormt, hij zal subiet terug keren zodra hij klaar is met ginds vertellen wat hij er van vindt.
Wat het jachtinstinct betreft waarover in het artikel in Chasse et Peche geschreven wordt, daarmee is het vreemd gesteld.
Inderdaad zijn er nog steeds rattenvangers bij en hoever de aanleg in deze richting gaat is afhankelijk van het individu, net zoals dit bij jachthonden het geval is.
Kleintjes van Aroufke
Katten worden door Schipperkes nauwelijks opgemerkt. Heeft men reeds een kat en neemt men er een Schipperke bij, dan zal de hond de kat met belangstelling tegemoet treden en dan ligt het aan de kat hoe het verdere verloop zal zijn.
Zijn beiden nog jong dan raken ze zeker aan elkaar gehecht en worden dikke vrienden.
Maar ik zag ze in de duinen nimmer achter een fazant of konijn aangaan, terwijl ze in het open veld wél een haas uit zijn leger opjagen en daarna als een pijl uit de boog achterna rennen.
Ik weet niet wat de Schipperkes gezegd hebben, het was wel beledigend blijkbaar....
Van alle kleine hondenrassen is het Schipperke van gestel zeker de sterkste, de hardste hond. Met zijn dichte onderhaar is bij bestand tegen regen en koude en zijn vacht is niet zo lang dat bij er in de nattigheid last van krijgt.
Als er gezorgd wordt voor een tochtvrije ruimte kan hij wanneer het een normale winter is, rustig in de kou slapen.
Maar hij is even gelukkig in een centraal verwarmd huis. Natuurlijk is het wel zo, dat een hond die overdag in een warm huis verblijft niet 's nachts buiten in een onverwarmd hok kan liggen.
Aroufke in de winter
Wat zijn afmetingen betreft bij mag niet minder wegen dan 3 kilo. Hiermede is gelukkig paal en perk gesteld tegen de neiging die men bij zovele andere kleine rassen ziet om steeds kleinere dieren te gaan fokken.
Zijn maximale gewicht mag de 9 kilo niet te boven gaan. Er is dus nog een ruime speling wat de grootte betreft. Ik meen met het voorgaande de vraag "waarom een Schipperke?" voldoende uit de doeken gedaan te hebben.
Aroufke, Eowyn, Hymke en een puppy
Rest nog het waarom dit ras? Daar is maar één antwoord op. Want heb je eenmaal een Schipperke dan bezit je in klein formaat al de kwaliteiten en eigenschappen bij elkaar die door de eeuwen heen mens en hond tezamen gebracht hebben.
Artikel uit "De hondenwereld", kerstnummer 1970.
(Hieronder uit een publicatie van 1974 door mevrouw Rotgans)
DE VASTSTELLING VAN DE STANDAARD VAN HET SCHIPPERKE
Toen en in 1888 hij de oprichting van de Belgische Schipperkes Club wilde overgaan tot de vaststelling van de Standaard, werd een groot aantal exemplaren in ogenschouw genomen. Het bleek toen dat er in feite drie verschillende types Schipperkes bestonden, n.l.
het Antwerpse,
het Leuvense en
het Brusselse type.
Het Leuvense had een gladde glanzende vacht, weinig kraag, een lang hoofd en rechte, dicht bij elkaar staande oren. In totaal had hij een ietwat terrier-achtig uiterlijk.
Die uit Brussel hadden een veel korter hoofd, grote ogen, een breed voorhoofd en vrij lange oren die opzij van het hoofd stonden.
Hun prachtige kraag voelde hard aan en ook de vacht was van uitzonderlijkekwaliteit. Helaas kwamen losse ellebogen veelvuldig voor, wat gecombineerd met de korte kop maakte dat ze gingen lijken op kleine Franse bulldogjes.
De Antwerpse Schipperkes tenslotte, stonden hier tussen in en waren het meest aantrekkelijk, en ook het populairste. Het waren compact gebouwde hondjes met een goede kraag en broek, korter haar op lichaam en poten. Behalve een mooie kraag hadden ze ook nog een chabot, die tot onder de voorpoten doorliep.
De noodzaak bestond om tussen al deze typen een keuze te maken teneinde vast te stellen hoe het uiterlijk diende te zijn en men stemde voor het Antwerpse type. Deze Standaard is met uitzondering van de gewichtsklassen tot heden ongewijzigd van kracht. Maar wat die gewichten betreft, de geleerden zijn het daaromtrent nooit helemaal met elkaar eens geworden.
Werd in 1888 in de allereerste redactie gesteld dat het minimum gewicht 4 kilo diende te zijn en dat honden die minder wogen in een aparte klasse moesten komen, reeds in 1892 werd deze 4 kilo teruggebracht tot 3 1/2 kilo. Het zou echter nog veel erger worden, De Belgen houden nu eenmaal van kleine hondjes en daar ontkwam hun nationale ras ook niet aan.
Liefhebbers hiervan wisten het voor elkaar te brengen dat de gewichtsklassen in 1904 nogmaals onder de loep werden genomen en toen deed het dwerg- Schipperke zijn intrede: Drie categorieën werden ingesteld:
dwergen beneden de 3 1/2 kilo en twee gewichtsklassen daarboven 3 1/2 - 5 1/2 en 5 1/2 - 9. In 1911 wederom een wijziging: dwergschipperkes beneden de 3 kilo en twee gewichtsklassen 3-5 en 5-9. Deze gewichtsklassen wisten zich heel lang te handhaven.
Omdat men echter in de loop der tijden was gaan inzien dat dwergen morphologisch te klein waren om te kunnen beantwoorden aan de eisen van de Standaard, vooral appelhoofdjes kwamen bij deze honden veelvuldig voor en ook te geprononceerde jukbeenderen en te korte snuiten, daarom stak men in 1968 de koppen weer bij elkaar, waarbij men ook te rade ging hij de keurmeesteresse en adviseuse Van de Kon. Schipperkes Club, Mevr. Nizet de Leemans.
Op de ledenvergadering van dat jaar werd tenslotte besloten de klok enigszins terug te draaien en de categorieën op de volgende wijze in te delen: de kleine soort van 3- 4 kilo,
middenslag van 4 – 5 kilo en
grote Schipperkes van 5-9 kilo.
Beneden de 3 en boven de 9 kilo dienen ze op tentoonstellingen gediskwalificeerd te worden.
H C. Rotgans- Rookmaaker
Over de geschiedenis
van de honden de afgelopen vijfhonderd jaar kunnen we mooie afbeeldingen vinden in het Rijksmuseum.
In 1888 werd de allereerste Nederlandse hond in het stamboek opgenomen.
Voor die tijd werd er niets grootschalig opgeschreven.
De adel fokte al wel wat gericht op jachthonden en natuurlijk werden dieren die goede eigenschappen voor bepaalde doelen bij elkaar gezocht.
Er waren kleine spaniël achtige hondjes die als schoothondje dienst deden.
Dat ziet men veel op de oude schilderijen terug.
Zwarte honden zijn niet dankbaar als onderwerp voor kunstschilders dus daarom denk ik dat deze eigenlijk nooit model stonden.
Verder hadden de dieren op de vijftiende en zestiende eeuwse schilderijen ook nog andere boodschappen te vertellen.
Aapjes waren te zien om te vertellen dat men de afbeelding niet al te serieus moest nemen, konijnen stonden model voor losbandigheid, de hond stond soms model voor wellust en losbandigheid, net als de kat.
In het oude Egypte was ze echter heilig en stond voor vruchtbaarheid, kracht en snelheid.
Beide diersoorten hadden in verschillende tijden en verschillende landen een andere betekenis.
Het begin in de 18de eeuw
Tot in de 17de eeuw bestond de fokkerij, het selectief fokken, nog niet echt. Natuurlijk werden dieren gepaard met andere dieren in de buurt die hen aanstonden. Maar er was geen systematische manier om dieren te selecteren voor reproductie gebaseerd op vooraf bepaalde kenmerken die vast stonden en niet in de tijd veranderden. In Europa begon het fokken van dieren in het Verenigd Koninkrijk.
Zie hier een schilderij van Pieter de Hooch
Het is geschilderd plusminus 1660- 1661
Dit is een hondje wat wel wat op een Schipperke lijkt.
Het was dan ook Sir Robert Bakewell (1725 – 1795) die nauwkeurig de prestaties van zijn dieren registreerde met het doel een objectieve selectie mogelijk te maken. Bakewell gebruikte inteelt (het paren van verwante dieren met vergelijkbare kenmerken) om bepaalde kenmerken in zijn dierpopulatie te fixeren. Hij introduceerde ook het testen van nakomelingen: een methode om de prestaties van de eerste (kleine) groep van nakomelingen te evalueren en vervolgens het gebruik van deze informatie om de beste vaderdieren voor de volgende generatie te selecteren.
Men hoort vaak dat hond en baas op elkaar lijken, eigenlijk ligt dat in ieder geval wat karakter betreft wel voor de hand. Men neemt een hond waarvan men het karakter aantrekkelijk vindt, zeker als het een gezelschapsdier betreft. En dat komt in dit schilderij zo prachtig "uit de verf" de tekenaar heeft het hondje extra accenten gegeven uit de gezichtsuitdrukking van de baas. Hij kijkt nu net zo ondeugend. En dat al honderden jaren geleden geportretteerd.
Hij propageerde het idee om de ‘beste met de beste te fokken’. Bakewell ontwikkelde het New Leicester schaap uit het originele Lincolnshire ras. Het New Leicester schaap had een goede kwaliteit wol en een goede vette schouder die ook erg populair was in die tijd. Bakewell merkte dat de Longhorn runderen goed groeiden en minder voer gebruikten dan de andere runderrassen. Hiermee ontwikkelde hij ook een manier om rundvlees efficiënter te produceren. Het is verbazingwekkend dat Bakewell dit alles deed zonder enige kennis van genetica.
Oprichting van stamboeken
Geleidelijk aan begonnen steeds meer mensen de selectieve manier van fokken van Bakewell over te nemen. Met een toenemend aantal generaties van selectief fokken werd het steeds lastiger om de familie relaties tussen dieren te herinneren, vooral dieper in de stamboom.
Jan Havelicksz Steen 1655-1660
Dit was dan ook de reden om stambomen op papier te gaan uitschrijven, zodat de correcte informatie kon worden gereproduceerd en men ook kon bewijzen wat tot welk ras het dier behoorde. In 1791 werd het eerste stamboek opgericht in Engeland voor volbloed paarden. Dit boek bevatte niet alleen de stambomen van de volbloeden, maar gaf ook aan welke dieren belangrijke races hadden gewonnen.
Na de renpaarden werd het stamboek voor de Shorthorn runderen opgericht in 1822. De rest van Europa volgde met als eersten een stamboek voor paarden (1826) en runderen (1855) in Frankrijk. Het eerste internationale stamboek werd opgericht voor de Amerikaanse Berkshire varkens in 1876. Het eerste hondenras in Nederland werd geregistreerd door de Koninklijke Nederlandsche Jachtvereeninging Nimrod (voorloper van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland) in 1874. Na 1900 werd het fokken door middel van stamboeken redelijk standaard.
Een klein hondje, Borderterrier voorouder misschien wel...
Ontstaan van rassen
Door het oprichten van stamboeken zijn verschillende rassen gevormd. Nog steeds is er discussie over de juiste definitie van de term ‘ras’. Dit wordt duidelijk geïllustreerd in de honden fokkerij, de Fédération Cynologique Internationale (FCI), de internationale federatie van kennelclubs, dit zijn nationale organisaties voor stamboeken, erkent 339 verschillende rassen, terwijl de Engelse Kennelclub 210 rassen erkent, en de Amerikaanse Kennelclub maar 162.
Definities
Een ras is een groep dieren van een bepaalde diersoort dat door generaties selectief fokken uniform is geworden in prestatie, uiterlijk, en selectie geschiedenis.
Een diersoort is de grootste groep dieren die nog met elkaar kan paren en vruchtbare nakomelingen kan produceren.
Een hondje wat we nu een mix zouden noemen, uiteindelijk waren het toen allemaal mixen, deze lijkt op een Jack Russel, een bordercolly maar ook wel wat windhond
Het is interessant om je te realiseren dat stamboeken zijn opgericht zonder enige kennis over genetica. Fokkers hadden een natuurlijk gevoel voor erfelijkheid, wat genoeg was om selectief fokken uit te vinden.
Een Kooiker achting hondje
De Papillon of vlinderhondje zou zomaar uit dit stamhondje kunnen zijn ontstaan.
Een ruige vacht
Een grote hond
Roodbonte spaniël achtige hondjes waren blijkbaar vrij algemeen.
Een zwartbonte hond, voorloper van de Drentse patrijs?
Een windhond, de Whippet? De snelheid is af te lezen uit zijn atlethische bouw.
Ook deze hond heeft precies het zelfde kopje als de huidige Whippet
Een hele oude afbeelding
Dit is echt een verwend hondje, ook toen waren er dikke bij, voorloper van de mops? Of misschien Bulldog? In ieder geval was het in Europa
Grappig om de honden bezig te zien, nu gebeurt het nog precies zo als eeuwen geleden